Juliana Trail, 330 km (2025)
Helderblauwe rivieren zoals je ze alleen in reclames ziet, groene heuvels, scherpe pieken en bunkers en loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog. De Juliana Trail is een afwisseling van mooie momenten. De hoofdroute loopt in 270 km om de Julian Alpen heen en blijft vooral in de dalen. Een verlenging gaat 60 km de Brda-wijnregio in. Het is geen heel zwaar of technisch moeilijk pad en ondanks de hoogteverschillen hoef je nergens te klauteren. Alleen die hittegolf, dat maakt het pittig.
Day 1 : Solkan – Korada, 24 km
Dat zul je net zien. Kom ik naar Slovenië om te wandelen, begint er net een hittegolf. Gisteren, toen ik eind van de middag van het kleine stationnetje met een enkel perron naar het hostel liep, was het 31 graden. Daarom begin ik vandaag vroeg, al om 05.30 begin ik te lopen. Terug naar het station, waar de parkeerplaats groter is dan het perron. Er staan auto’s huurfietsen, een reparatiezuil met allerlei gereedschap. Er staat ook informatieborden over wandelroutes in de buurt. De Walk of Peace, plaatselijke ommetjes. De Juliana Trail staat er niet tussen. Wel is er aan het eind van de parkeerplaats de eerste, duidelijke markering op het plaatsnaambord. Ik volg de weg nar de brug over de Soce rivier, bij een steengroeve overspand door een fraaie stenen brug met bogen, ingenesteld tussen de groene heuvels. De route volgt een stukje de weg en begint dan te klimmen. Steil te klimmen. Nog geen half uur onderweg en het zweet druipt al van mijn voorhoofd, ondanks de koele schaduw van het bos. Aan mijn wandelstokken hijs ik mezelf omhoog, stap voor stap, twee kilometer lang. Het gebladerte wordt lichter, het pad makkelijker. Ik kom uit bij de ruïne van een kerk, ST. Valentine, verwoest tijdens de hevige gevechten tussen Italië en Oostenrijk-Hongarije in de Eerste Wereldoorlog. Het Isonzo front, genoemd naar de Italiaanse naam voor de Soce rivier, liep hier pal over deze bergkam. OP het altaar staat een vaas met plastic bloemen. Ik loop een zijbeuk in, vanwaar ik prachtig uitzicht heb op de vallei met groene velden, dorpen met popperige huizen en die fraaie, slingerende rivier. Op een muur ligt een enkele trekkingpole die iemand vergeten is. Oeps! Die heb je hier nu juist wel nodig. Vanaf de kerk volgt de route de bergkam, een stenige route waar ik goed op mijn voeten moet letten. Ik loop nu pal in de zon en ondanks het vroege uur, is het toch al behoorlijk warm. Voor me verschijnt een pillbox, een betonnen bunker met kleine schietgaten. Later zie ik uitgehouwen grotten, die in de oorlog manschappen huisvesten en vanwaar granaten werden afgeschoten. Dan daalt de route even af het bos in en zijn er loopgraven. Zo anders dan die in Ieper, België, waar ik inmiddels drie keer ben geweest Die waren in modder en aarde uitgegraven, met houten schotten om de grond te stutten. Dit is rots en steen. Wat moet het een moeite hebben gekost om dit hele netwerk uit te graven. Een stuk verder kom ik een tweede set loopgraven tegen, verwilderd en overgroeid met struiken. Zo dicht bij elkaar. Waren ze allebei van de Italianen of lag de frontlijn echt zo dicht bijeen?
Ik slinger verder over de bergkam en afgezien van wat kortere stukjes door lager bos, loop ik vol in de zon. Het pad is rotsachtig en het gaat langzaam. Zorgvuldig puzzel ik waar ik mijn voeten kan zetten. Mijn wandelstokken schrapen over de rotsen. Een keer zie ik een dikke slang wegschieten, maar hij is te snel om hem goed te zien. Er zijn meer resten uit de Grote Oorlog, een stenen pyramide, een van zeven die in 1920 zijn gebouwd om aan te geven waar de frontlinie tijdens de Zesde slag van Isonzo lag. Pillboxen en betonnen ruïnes van bunkers. In een ervan staat de naam van het Italiaanse regiment in het beton schreven. Heel bijzonder. Aan mijn rechterhand slingert de Soce rivier tussen de groene dalen, diep beneden, een weg erlangs waarop ik soms motoren hoor. De hemel is strakblauw, in de verte zie ik dorpjes waar de kerktoren boven de huizen uit steekt. Ik heb al een tijdje behoefte aan rust, maar wil schaduw. Eindelijk vind ik een plekje bij een verweerd en nauwelijks nog leesbaar informatiepaneel waar het een paar graden koeler is en ik doe mijn rugzak af. Ik pak een snack en vul mijn kleine waterfles aan uit de literflessen aan de zijkant van mijn rugzak. Van de 2,5 liter waar ik mee begon, heb ik nog 1 liter over En dat na 5 kilometer. Gelukkig gaat het van hier verder omlaag en bij afdalingen drink ik altijd minder. En het pad gaat verder door het bos, waar slanke bomen heerlijke schaduwen werpen. De hoeveelheid stenen op het pad wordt minder, tot ik uiteindelijk op asfalt uitkom. Ik volg de markeringen getrouw, maar toch gaat er ergens iets verkeerd. De routes Solkan – Smartno en Smartno – Korada liggen vlak bij elkaar in de buurt en op de een of andere manier beland ik op de etappe Smartno – Korada. Ik volg nietsvermoedend de markeringen naar het dorp, waar ik ongeveer 1,5 km te vroeg aankom. Ook zou er een zijpad zijn naar een bijzondere kerk uit 1500 met een van de eerste Gotische altaren in Slovenië. Maar omdat ik op het verkeerde pad zit, kom ik er niet bij in de buurt. Zelfs Smartno loop ik bijna voorbij. Voorbij de fietsverhuurder staat tenslotte een gele verfstreep op de weg. Toch vertrouw ik het niet helemaal en loop terug. Smartno blijkt een klein, ommuurd dorp te zijn dat echt niet groter is dan het eruit ziet. Onder de poort door loop ik het prachtige dorpje binnen met kinderkopjes en nette, witte huizen. Er is één café, een wijnbar met een overdekt terras, stoelen met zachte kussens en een prachtig uitzicht op de vallei. Ik plof neer en koop binnen twee blikjes cola, die rap naar binnen gaan. Het lijkt me niet gepast om hier zelf mijn lunch te gaan klaarmaken, dus ik houd het bij twee mueslirepen. Na drie kwartier hijs ik mijn rugzak weer om, maar stop even op het plein om mijn water bij te vullen en mijn hoofd onder de publieke kraan te steken. Ah, da’s lekker. Ik volg de markeringen terug naar Imenje en dan begint er een lampje te branden. Deze route heb ik toch al gelopen? Met GPS in de hand, probeer ik er achter te komen waar ik precies verkeerd ben gegaan. Ondanks regelmatig kijken en puzzelen kom ik er niet achter en het is ook veel te warm om na te denken. Na een kilometer of twee kom ik weer het monument voor de afhankelijkheidsoorlog tegen, waarin Slovenië in 1991 onafhankelijk werd van Joegoslavië. De vlaggen boven anti tankblokken die in de oorlog ook echt zijn gebruikt, wapperen fier. Iets verderop is dan de afslag naar Korada en ik ben weer blij met een nieuwe route. Het pad duikt het bos in en slingert af en toe over de weg en af en toe door het bos richting Korada. Langzaam voel ik me niet lekker worden. Misselijk. Bij een kerk doe ik mijn hoofd nog eens onder water, ook al wordt mijn haar met deze hitte veel te snel weer droog. Een uurtje later lig ik even in een koel, witgepleisterd bushokje op het bankje. Het tempo gaat omlaag, maar ik zet door. Het is niet ver meer. Nog 3 kilometer, nog 2,3. Op een van de rode andere handwijzers staat hoe ver het nog is naar de hut en dat geeft moed. Nog 35 minuten, 20. Vlak voor de laatste klim rust ik weer even uit, maar als ik weer opsta, moet ik overgeven. Er komt niets anders uit dan water en na afloop voel ik me iets beter. De route gaat het bos in en hoewel het klimmen zwaar is, doe ik het rustig aan en het gaat. Met nog 900 meter te gaan, stop ik weer even en weer geef ik over zodra ik opsta. Mijn lichaam kan niet goed tegen warmte, dat weet ik. En toch had ik niet gedacht dat het zo warm zou zijn. Ik heb geen elektrolyten bij me, die heb ik op mijn eerdere tochten nooit nodig gehad. Maar ja, die waren in Zweden, IJsland en Groenland, waar het veel koeler is. Bovendien vind ik ze niet lekker. Ik draag ook geen hoed, want dat vind ik niet prettig. Veel te warm aan mijn hoofd. Tijd om mijn voorkeuren aan de kant te zetten en te doen wat mijn lichaam zo duidelijk aangeeft dat het nodig heeft. Ik kruip koppig verder, stap voor stap. Dan, door de bomen heen, zie ik de strakke lijnen van de hut. Eindelijk, ik ben er. Ik koop een blikje cola en plof neer in een van de strandstoelen met fantastisch uitzicht op een vallei en de bergen aan de overkant. Helaas is de hut alleen in de weekenden open en kan ik er vannacht niet slapen. Daarom heb ik een shuttle besteld die me terug naar Smartno brengt, waar een hotelletje is. Ik heb de taxi voor 17.00 uur besteld, ruim genoeg, dacht ik van tevoren. Ik had me er mentaal al op voorbereid wat uren bij de hut door te brengen. Maar ik bereik de hut pas om 16.40. Jemig, als ik de juiste route had gelopen, was die langer geweest en had ik de shuttle gemist! Een geluk bij een ongeluk dus. En de shuttle is nog te vroeg ook, al om 16.50 komt een jongeman aanlopen, die het laatste stuk naar de hut niet met zijn gewone auto wil rijden, de weg is te slecht. Gelukkig pakt hij mijn rugzak op en hoef ik alleen mijn schoenen en camera te dragen, want ik heb inmiddels sandalen aangedaan. Hij zet me pas voor de deur van het hotel af en draagt zelfs mijn rugzak naar binnen. Een koude douche later voel ik me iets beter, maar als ik even later iets wil eten, gaat zelfs een salade er maar half in. Dat wordt nog wat morgen. Gelukkig is de afstand morgen korter en er is een buurtwinkeltje onderweg, vlak voor de grootste klim van de dag.
Dag 2: Korada – Planinksi dom pod Jezo, 21 km
Het is Vesna, de chauffeur van de shuttle, die het voorstelt. “Ik haal je vanavond toch ook weer op, waarom laat je niet wat bagage in mijn auto?” Een superidee en met een heel lichte rugzak staat ik weer bij de Korada hut. Daar is het even zoeken naar de eerste markering, maar zodra ik die heb gespot, heb ik de rest van de dag geen twijfelmomenten meer. De route loopt een grasveld in over de heuvels, met zowel links als rechts uitzicht op glooiende bergen. Ik voel me nog niet helemaal lekker. Gisteren amper gegeten, vanmorgen een licht ontbijt. Maar geen zouten en ik voel me al snel misselijk worden. Gelukkig duikt de route het bos in, waar de schaduw heerlijk verkoelend is. Als ik uit het bos kom, geef ik onverwacht over. Jakkes. Dat was mijn ontbijt. Afgezien van mijn maag, voel ik me eigenlijk best goed. Mijn benen doen het nog gewoon en ik heb mijn ijshanddoek ook opgeduikeld en dat is heerlijk koel. De route volgt een tijdje een asfaltweg langs glooiende velden vol bloemen en net als ik begin te twijfelen, kom ik bij een Mariakapel weer een handwijzer tegen. De weg stijgt naar een kerk, waar ik niet zozeer ben geïnteresseerd in de geschiedenis, maar in de kraan bij de begraafplaats. Geen drinkwater helaas, maar wel lekker koel op mijn hoofd. Langzaam kuier ik verder richting het dorp, waar de wandelgids me een winkeltje heeft beloofd. Wanneer ik de eerste huizen zie, begin ik te twijfelen. Dit is geen dorp, maar een gehucht. En inderdaad, geen winkeltje te bekennen. Wel een huis met iets wat ooit een winkeltje kan zijn geweest, maar ik hoef geen Sloveens te kunnen lezen om te weten dat het bordje aan de voordeur ‘gesloten’ betekent. Da’s balen, wat nu? Bij een huis plof ik op het terras neer, in de schaduw. De bewoonster komt naar buiten en biedt me tonic aan. Smerig spul, maar ik drink het. Even later dringt ze aan en vraag ik om zout en yoghurt. Ze komt met nog iets beters, elektrolyten en drinkyoghurt. Precies wat ik nodig had. Ik blijf zowat anderhalf uur languit op het terras liggen, mijn zitmatje onder mijn hoofd. Elke tien minuten drink ik wat yoghurt en elektrolyten en dat helpt enorm. Zelfs het weer werkt mee, er komt bewolking die de priemende zon blokkeert en er steekt een zalig windje op. Om twee uur besef ik dat het tijd is om door te gaan. Ik heb de shuttle weliswaar een uur uitgesteld tot 18.00 uur en dat haal ik makkelijk, maar alleen als ik ook echt ga lopen. Uitgerust en verfrist hijs ik mijn rugzak weer om. Ik bedank de vrouw nog, maar ze is binnen druk aan het bellen. Ik loop het dorp uit naar een graspad en begin dan te klimmen. En dat is veel minder erg dan ik me had voorgesteld. Het gaat langzaam, maar gestaag en na een dik half uur ben ik al boven. Er is geen herkenbare top met wijds uitzicht, meer een klein stukje vlakke grond waar de route ophoudt met stijgen en de volgende markering weer omlaag wijst. De route slingert verder, over overgroeide jeeptracks en asfalt. Bij een volgend dorp wijk ik even van de route af naar de kerk, maar helaas, geen begraafplaats en dus geen kraan. Teleurgesteld loop ik door, maar zie dan buiten het dorp alsnog de ommuurde begraafplaats. Een kraan zie ik zo niet, maar de opvallende groene gieters ernaast roepen me. Weer maak ik mijn haar en de ijshanddoek nat en maak me op voor het laatste stuk. Met nog hooguit 700 meter te gaan, houd ik nog even rust langs de weg bij een brug. Ik probeer een mueslireep, maar krijg slechts een halve reep weg. Weer iets uitgerust hijs ik me in de benen. De route blijft de weg volgen en even later kom ik bij de hut, die zoals verwacht gesloten is. Over de muren van de oprijlaan kruipen hagedissen, maar ze zijn te snel om te fotograferen. Ernaast is een klein stukje gras met mijn naam erop en ik ga lekker languit liggen wachten op de shuttle. Uiteindelijk was dit toch nog en prima dag.

Dag 3: Planinski dom pod Jezo – Tolmin, 13 km
Op weg naar de pas zien we vanuit de auto een jonge vos op de weg liggen. Hij lijkt gezond te zijn, waarschijnlijk gewoon genietend van het warme asfalt. Ook zien we verrassend veel wandelaars die de tocht naar de top maken. Vesna zet me af bij de hut en we nemen afscheid. Ze is betrokken bij de organisatie van de Juliana Trail en het was leuk een kijkje achter de schermen te krijgen. Maar ik kom om te wandelen en zodra ik mijn gps heb opgestart, ga ik op pad. De route begint meteen te klimmen, vrij steil ook nog. Langzaam hijs ik mezelf omhoog aan mijn wandelstokken. Er is geen duidelijke top met uitzicht, omringd door bomen slingert de route dan weer omhoog en dan weer omlaag. Maar het is bos en daar ben ik maar wat blij mee. Ik kom uit op een karrenspoor, neem een stukje asfalt en duik dan het bos weer in. Dan is er open veld en een schitterend uitzicht op de omringende bergen. Ik volg de handwijzer naar een schuttersnest en een loopgraaf die de berg doorkruist. Ook is er een loopgraaf met houten stutten en een dak erboven. Dit moet Kolovrat al zijn, het openluchtmuseum over WWI. Ik zie geen markeringen van de Juliana Trail meer, maar kijk uitgebreid om me heen naar de herinneringen aan oorlog en geweld. De loopgraven leiden me naar de ‘ingang’, een kleine keet met souvenirs en cola. Onder de schaduw van bomen staan een aantal banken en ik strijk er neer, tegenover een paar wandelaars die bezweet zware rugzakken afdoen. Het blijkt dat ze deelnemen aan een wandelevenement, de Highlander, een tocht van 100 km in vijf dagen. Zo’n 150 man liepen de kortere versie van 60 km en 40 zijn vandaag onderweg om de 100 km vol te maken. Na een korte pauze steek ik de weg over om aan de lange afdaling te beginnen. Het pad is hier en daar wat stenig, maar het valt redelijk mee. De eerste wandelaars die me tegemoet komen, kan ik nog blij maken met het nieuws dat ze er bijna zijn. Een stuk lager moet ik op dezelfde vraag antwoorden: “You’re not even close”, waar ze dan weer hartelijk om kunnen lachen. Het veld wandelaars is weid verspreid en tot nog een uur lager kom ik wandelaars tegen, de laatste drie Japanners die voor de zekerheid vragen of ze op de goede weg zitten. Wanneer ik de wandelaars achter me heb gelaten, kom ik bij een beek uit die ik naar beneden volg. Het kabbelend water is een heerlijk geluid om naast me te hebben. Gek genoeg zit er ook een overstapje in de route, pal over de beek. Alsof hier koeien zouden komen? Net voor ik uit het bos kom, houd ik nog kort even rust, iets waar ik met deze hitte goed op probeer te letten. Verfrist stap ik de asfaltweg op die me eerst neer Volce en later naar Tolmin zal brengen. Het eerste dorp is niet al te groot en ik ben er zo doorheen, waarna ik goed uitzicht heb op de vallei met zijn groene bergen en het stadje dat tegen de flanken is genesteld. Eerst loop ik nog langs een kerk, waar groene gieters al van verre een waterkraan beloven. Ik steek mijn hoofd weer onder het water, heerlijk verkoelend. Bijzonder is ook de automaat ernaast waar je geen drinken of snacks, maar votiefkaarsen kunt kopen. Dat heb ik nog niet eerder gezien. De weg brengt me lager en lager, tot vlak langs de Soca, waar aan de groene oevers een camping ligt en talloze mensen aan het zwemmen zijn. Ik wilde in Tolmin nog een extra wandeling maken naar de Tolmin kloof, die de wandelgids aanbeveelt als een van de mooiste kloven in Slovenië. Maar dat uitstapje moet nog maar even wachten. Ik kan het heldere water niet weerstaan en trek mijn schoenen en sokken uit. De bodem van de rivier bestaat uit stenen en ik heb er spijt van dat ik mijn sandalen gisteren heb weggeknikkerd. Ja, de zolen waren stuk en het rubber kwam er in stukken af, maar nu had ik ze toch goed kunnen gebruiken. Wanneer ik me met kleren en al in het water laat zakken is dat ijskoud. Allemachies. Met zulk helder water had ik niet gedacht dat het een gletsjerrivier zou zijn, maar het water is minstens zo koud. Na een klein half uurtje hijs ik mijn rugzak weer om en ga verder . Mijn kleren zijn nog nat en houden me nog wel even koel. Ik volg de markeringen naar de brug, vanwaar ik een geweldig uitzicht heb op de rivier. Nog nooit heb ik zulk helder water gezien dat in zo’n mooie omgeving naar de horizon slingert. Wat bijzonder! Op de andere oever duikt de route een bospad langs het water in en ik houd in de gaten waar de leuke zwemplekjes zijn, zodat ik straks niet helemaal hoef terug te lopen naar de camping. Bij een kerk en een begraafplaats bereikt de Juliana Trail dan de rand van Tolmin. Ik steek de ringweg over en loop langs een supermarkt naar het centrum, waar mijn hostel is gevestigd. Na even te hebben uitgerust en boodschappen te hebben gedaan, maak ik me op om naar de kloof te lopen. Na bijna 500 meter op de warme stoeptegels, stop ik. Waar ben ik mee bezig? Het is veel te heet. Ik wil zwemmen. Ik draai me om en loop terug naar de rivier, waar ik net voor een houten café in een ruïne een prima zwemplek heb gezien met een bodem van zacht grind. Ik laat me weer in het water zakken en kom daar het eerste uur niet meer uit. Het blijft ijskoud, maar als je eenmaal door bent, is het niet zo heel erg meer.
Na ongeveer anderhalf uur, loop ik met frisse tegenzin naar het hostel en begin alsnog aan de korte wandeling naar de Tolmin kloof. Aan de rand van de stad is een parkeerplaats en vandaar is een wandelroute uitgezet naar de kloof, waarvoor je tot 19.00 uur een kaartje kunt kopen. En het blijkt dat ik er goed aan heb gedaan wat later in de middag te gaan. Niet alleen is het een stuk minder warm, ik heb ook de hele kloof voor mezelf. En het is fantastisch mooi. Het heldere water, de vele kleuren blauw en bruin van de stenen en rotsen, de manier waarop twee rivieren samenkomen. De kloof legt de lat voor alle andere kloven wel heel hoog. Na anderhalf uur heb ik de hele kloof verkend en kom via een ijzeren draaihek weer op de weg uit, die ik naar beneden volg, terug naar Tolmin.
Dag 4: Tolmin – Kobarid, 17 km
Vandaag begin ik dan echt aan de grote rondwandeling om de Julian alpen heen. Geen shuttles meer, geen tijdsdruk om ergens op tijd te zijn. Nu kan ik echt ontspannen. Vanuit het hostel loop ik terug naar de Soca, maar vlak voor de rivier sla ik af naar een klein industrieterrein. In een wip ben ik buiten het dorp en volg een pad onderlangs de heuvels, op een afstandje de rivier volgend. Als ik langs een camping kom waar een kraan vrij is, steek ik naast de mensen die hun ontbijtborden afwassen mijn hoofd even onder de kraan. Ze moeten erom lachen, maar ik vind het heerlijk en met deze hitte heb ik het echt nodig. Even later hoor ik de rivier ruisen en als er een zijpaadje is, daal ik af tot ik het smaragdblauwe water over de rotsen zie stromen. De verleiding erin te springen is groot, maar ik ben pas 5 km onderweg en dat is nog veel te vroeg. De route buigt weg van de rivier en volgt de autoweg langs de dorpjes Volarje, Selice en Kamno. Er zijn veel fietsers onderweg en bij huizen hangt de Sloveense vlag uit. Vandaag is een nationale feestdag, de dag van de Sloveense nationaliteit. Op deze dag in 1991 verklaarde Slovenië zich onafhankelijk van Joegoslavië. De feitelijke onafhankelijkheidsoorlog duurde maar tien dagen, van 27 juni tot 7 juli, maar de Sloveense onafhankelijkheidsdag is dan weer in december, ter herinnering aan het referendum van 1990, waarin 88,5% van de mensen voor onafhankelijkheid stemde.
Vlak voor Kamno kom ik langs een begraafplaats en ik loop naar de ingang toe, om mijn hoofd weer onder de kraan te steken. Blijft lekker. Ik loop om de begraafplaats heen en stop even bij de lage muur om een hagedis te bewonderen, die snel ergens tussen de stenen verdwijnt. Ik volg een karrenspoor achterlangs een groot monument. Na even speuren zie ik een eindje terug een pad naar beneden. Het blijkt een voormalige Italiaanse oorlogsbegraafplaats te zijn. Een groot stenen monument eert de gevallenen van de Emilia Bridgade. De gevallenen zijn inmiddels herbegraven en het monument is het enige wat aan hen herinnert. In 2018 werd het vervallen monument gerestaureerd. Na een korte stop loop ik verder ver een heerlijk bospad met bemoste stenen muurtjes, die me aan de lage schapenmuurtjes in Engeland doen denken. De muurtjes zien er eeuwenoud uit en ik vraag me af of ze beschermd zijn als cultureel erfgoed, net als volgens mij in Engeland het geval is. Ik loop weer een dorpje binnen, Smast, en houd een korte rust in de bushalte, de enige plek die enigszins koel is. Voor ik weer op pad ga, loop ik een klein stukje terug naar de openbare kraan boven een stenen trog die zowat elk Sloveens dorp heeft. Ik maak mijn haar nat en dat koelt mijn hoofd genoeg af voor het laatste stuk naar Kobarid. Langzaam buigt de route weer naar de rivier toe en bij een grote parkeerplaats vermoed ik een zwemplek, maar ik wil eerst naar mijn hostel om mijn rugzak af te doen. Het laatste stuk van de route klimt, tot ik hoog boven de rivier loop. Vanaf de Napoleonbrug heb ik een prachtig uitzicht op de nauwe kloof waar de weg aan de andere kant langs slingert. Het is een populaire plek, toeristen lopen af en aan om selfies te maken. Ik steek de rivier over en zie aan de andere kant een onderbreking in de vangrail en een trap naar beneden. Toch een strandje? Maar nee, de trap leidt naar een over ander katrollensysteem waarmee er iets naar de overkant kan worden gebracht, al zie ik daar de logica niet van in. Wel geeft het platform mooi uitzicht op de rivier en aan de overkant zie ik mensen zwemmen. Onder een met vissen beschilderd viaduct door loop ik Kobarid binnen, een schoon dorp met smalle straten en een gezellig plein. Het is nog te vroeg om in het hostel in te checken en daarom koop ik eerst een ijsje en strijk daarna op een terras neer. Een uurtje later stap ik het hostel binnen, dat mooi en schoon is en vooral heerlijk koel. De arico staat zo hoog, dat het bijna koud is. Ik doe mijn rugzak af en loop terug naar de brug. Iets verderop is er een onderbreking in de vangrail en een steil, stenig pad naar beneden. Maar daar is dan ook een prachtig strandje met echt zand, niet die nare stenen die het me in Tolmin zo moeilijk maakten. Ik doe mijn schoenen en sokken uit en stap met kleren en al het water in. Dat is superkoud, maar als je eenmaal gewend bent, is het heerlijk. Ik laat me in het water zakken en lig lekker lui op de bodem van de rivier, waar ik net de chips kan pakken die ik op het strandje heb neergelegd. Een heerlijke afsluiting van een fraaie dag.

Dag 5: Kobarid – Bovec, 21 km
Het belooft vandaag weer enorm warm te worden en daarom ga ik al rond 06.00 uur op pad. Zelfs nu is het al warm, maar ook wat benauwd en ik ben blij dat ik niet heb uitgeslapen. Ik loop terug naar de brug over de Soca en steek de rivier over, maar niet zonder nog weer een paar foto’s te maken van de schitterende kloof, die ik op dit tijdstip helemaal voor mezelf heb. Aan de andere kant volg ik maar kort de weg, voor ik een karrenspoor op wordt gestuurd. Aan de rand van het bos is een rustpunt met een koelkast vol blikjes frisdrank. Nu heb ik wel contant geld bij me, maar het kleinste briefje is 20,- en met spijt ga ik verder zonder koude colablikjes in mijn rugzak te stoppen. Het pad daalt af naar de rivier en zo begint een van de mooiste stukken van de Juliana Trail tot nu toe, Het is rotsachtig, klauteren, zweten. Heerlijk! Bij een zijpad naar een uitzichtpunt ga ik omhoog door het bos. Ik kom geen markeringen meer tegen en twijfel of ik wel goed zit, maar zolang ik de rivier aan mijn linkerhand houd, kan het niet misgaan. Later komt de officiële route er van links weer bij, dat paadje naar een uitzichtpunt was dus de route, oeps! Zo af en toe liggen er bomen over het pad en bij een ervan kruip ik er onderdoor en voel pijn in mijn rechterheup. Heb ik iets verrekt? De pijn wordt gelukkig wel iets minder en hindert me niet bij het wandelen. De route blijft zwaar, maar genieten. Het uitzicht, het water, de stenen. Een heerlijke uitdaging. Na een paar kilometer ga ik een hangbrug over en aan de andere kant word ik een karrespoor opgestuurd. Een paar meter later, bij een zijpad, twijfel ik. Op het karrespoor blijven of niet? Zo’n zes meter in het bos zie ik op een boom een kriebel staan. Als ik ernaar toeloop, blijkt het een markering van de Juliana Trail te zijn. Prima, ik heb veel liever een bospad dan een makkelijk karrenspoor. Ik volg het pad langs de rivier, maar kom amper nog markeringen tegen, waar ze eerder om de haverklap waren aangebracht. De markeringen die ik wel zie, zijn oud en versleten, niet de verse verfstrepen die tot nu toe gewend ben. Het pad is ook behoorlijk uitdagend en zo af en toe heeft erosie zwaar toegeslagen. Het is te doen en niet gevaarlijk, maar het zou me niets verbazen als de route is omgelegd. Een heel eind verder staat een handwijzer en komt de route vanuit Kobarid er inderdaad weer vanuit een zijpad bij. Oeps!
Wanneer het pad stijgt, baal ik even. Het is tijd voor rust en ik had gehoopt nog even te kunnen zwemmen. Maar dan zie ik een onofficieel pad naar beneden, waar zowaar een klein zandstrandje is. Voorzichtig daal ik af over de rotsen en doe eerst mijn rugzak en daarna mijn schoenen en sokken uit, Na een snack en wat drinken, loop ik het water in en laat me erin zakken. Hemels! Een goed half uur later heb ik zin om weer verder te gaan. Ik loop het laatste stukje naar de hangbrug over het water, vanwaar je de rivier goed kunt overzien. Aan de ander kant begint een gravelweg die erg populair is bij mountainbikers. Ik kom er tientallen tegen, zowel elektrische als gewone. Ook zijn er veel hagedissen, een paar kan ik nog fotograferen ook, maar niet van zo dichtbij als ik zou willen. Kilometers verder is er een betonnen trap omlaag en het is de waterbron die in de gids staat beschreven. Tijd voor weer een rustpauze. Ik steek mijn hoofd onder het water en het is zo koud dat mijn hoofdhuid er zeer van doet. Met tegenzin drink ik de elektrolyten die ik met deze temperaturen zo hard nodig heb en spoel het weg met water. Ik volg de gravelweg verder naar Log Cezsoski, maar afgezien van een kraan is er niets te krijgen. Niet veel later spot ik aan de andere kant van de rivier een hotel. Ik steek de brug over en hoewel de uithangborden een bistro en restaurant beloven, wordt het hotel verbouwd en is de bistro begrijpelijkerwijs gesloten. Door dan maar, naar het volgende dorp, Cezsoca. Dat lijkt aanvankelijk ook niet al te veel om het lijf te hebben, maar aan de rand is een Outdoor Adventure-bedrijf en ik waag het erop. Bij de receptie is zowaar een koelkast met drinken en ik koop direct twee blikjes cola. De eigenaresse nodigt me uit in de achtertuin, waar in de schaduw van een boom een picknickbank staat. Dat had ik echt even nodig. Ik drink beide blikjes achter elkaar op en ga languit op de houten bank liggen. Niet zo best voor mijn rug, maar wel heerlijk ontspannend. Uiteindelijk ga ik toch verder, want Bovec is niet ver meer. En zo’n tien meter voorbij het outdoor bedrijf is een café. En even verderop zelfs een tweede. En bij een derde verkopen ze ijs, jippie! Op de brug over de Soca blijf ik even staan om naar de kleurrijke kano’s te kijken die lui de rivier afzakken. Maar het is te warm om lang te stoppen en ik ga verder, eerst een fietspad op en later een gravelpaadje in, waar de schaduw voelt als balsem op mijn huid. Ik kom uit bij een veld met prachtig uitzicht op de omringende bergen. Langs een vliegveldje loop ik Bovec binnen, waar het hostel nog een heel eind is. Gelukkig is er een groenteboer waar ik een frisse appel koop. Het hostel is warm en heeft geen airconditioning. Het is ook druk, alle zes bedden zijn vol en ik heb het bovenste bed van een stapelbed. Dat wordt nog wat. Gelukkig heb ik nu twee rustige dagen.
Dag 6: Soca Gorge
In de Cicerone wandelgids staat dit als een route van 21 km aangegeven, zo’n 6 uur heen en terug. Gelukkig gaat er ook gewoon een bus naar het dorpje Soca, vanwaar het nog maar een klein stukje teruglopen is naar de beroemde kloof. Maar in eerste instantie ben ik helemaal niet zo onder de indruk. Het officiële pad blijft van de kloof weg en als je er al dichterbij komt, zie je amper wat door de begroeiing. Nee, dan vond ik de Tolmin kloof toch mooier. De Kleine Kloof is dan wel weer mooi, lager, maar zonder begroeiing goed te volgen en een plaatje voor mijn camera. Grote, ronde rotsen en dat onvergetelijk mooie water. Aan het eind ervan zwemmen mensen en springen vanaf een hoge rots in het water. Ik probeer het even en duik er kort in, maar het water is zo koud dat het bijna zeer doet. Nadat ik even lekker in de zon heb gezeten, loop ik terug en dan ontdek ik de Grote Kloof pas in al zijn glorie. Mensen hebben talloze zijpaadjes gemaakt en ik verken ze allemaal. Ik kom nu veel dichter bij de rand dan op de heenweg, zie veel mooiere plaatjes, geniet veel meer. Het water is zo enorm helder blauw. De rotsen zijn zo hoog, met een kleine waterval die over de rand valt. Heel bijzonder. Dit keer loop ik niet langs de weg terug naar Soca, aan de andere kant van de rivier is er een bospad dat iets voorbij het dorp weer op de weg uitkom. Ik loop een stukje terug naar het dorp, waar ik een half uurtje later de bus weer terug pak naar Bovec.
Morgen houd ik dan echt een rustdag.
Dag 8: Bovec- Log pod Mangartom, 12 km
Vandaag laat ik de Soca rivier dan echt achter me en volg de Juliana Trail de Koritnica vallei in. Ik loop het dorp uit en volg een karrenspoor langs de velden, de Koritnica rivier een eindje weg en een markante, scherpe piek aan de horizon. Na een karrenspoor door het bos is er een leuk stenen pad tot aan een korte hangbrug die over een nauwe kloof deint, waarin helderblauw water zicht tussen de rotsen doorworstelt. Ik beklim een trap en kom uit onderaan Fort Kluze, in 1880 gebouwd door de Oostenrijkers heeft het WWI ongeschonden doorstaan. Ik steek de weg over en onderlangs een indrukwekkende klif compleet met een grote grot erin en kom bij een betonnen tunnel terecht onder een ander fort door. Of hoort deze bunker ook nog bij Fort Kluze? Als ik naar binnen stap, floept het licht aan. De vloer is rotsachtig en ongelijk. Een zijtunnel is iets helderder verlicht en leidt naar een kamer met een schietgat. Een tweede zijtunnel net zo. Steeds moeten mijn ogen wennen aan het iets minder heldere licht in de hoofdtunnel en dan wordt het opeens helemaal donker. Blijkbaar zit er een timer op het licht en is die verlopen. Gelukkig ben ik dan al bijna bij de uitgang en stap ik zo het daglicht weer in. De route loopt door prachtig bos en ik begin zin te krijgen in een zwempartij, maar het pad loopt hoog boven de rivier. Het is wel prachtig en groen en ik geniet. Even later kom ik bij de Moznica uit, een zijrivier die in de Koritnica uitkomt. Daar houd ik pal aan het water rust op een zandstrandje en nadat ik wat mueslirepen heb gegeten, laat ik me kort in het water zakken. Dat is zoals steeds ijskoud, dus lang houd ik het niet vol. Even later klim ik langs het water omhoog wijk even van de route af als de Moznica slap, een waterval staat aangegeven. Het is maar een klein stukje van de route, maar het is een redelijk hoge en het is prachtig. Een nauwe kloof, fris groen en grijze rotsen en dat schitterende blauwe water. En lekker koel natuurlijk. Zeker de moeite waard. Het pad gaat verder flink omhoog over de bruine, dode bladeren waar het zonlicht warme vlekken op werpt. En dan kom ik bij de Moznica kloof die de wandelgids voor vandaag beloofde. Wit bulderend water wringt zich tussen de nauwe rotsen door die halfrond zijn uitgesleten van de slijtage die meegevoerde stenen door de eeuwen heen hebben toegebracht. Het is een kunstwerk. Zo ontzettend mooi. En dit keer geen entree, geen toeristische trekpleister, maar een kloof midden in het bos voor iedereen die de moeite neemt het op te zoeken. Ik eindig op een grindpad dat me naar een langgerekt dorp voert, Log pod Mangartom. Een van de grasvelden is een landingsplek voor paragliders, zoals je die hier veel ziet. Het dorp ligt zowat aan het eind van het dal en indrukwekkende grijze bergen rijzen op aan de horizon. Ik loop door tot het hotel, waar een het terras van een pizzeria uitnodigt tot een lange lunch. Het hostel is het gebouw ernaast en gaat pas om 16.00 uur open. Op zich een prima hostel, al voelt het meer als een oud kloostergebouw, maar de bedrading laat te wensen over. De stopcontacten hangen half uit de muur en draden liggen bloot. Maar het gebouw staat nog, dus ik ga ervan uit dat niet vannacht af zal branden. Dat zou wel heel toevallig zijn.

Dag 9: Log pod Mangertom – Tarvisio, 22 km
Na een heerlijke nachtrust en een lekker ontbijt in het hostel ga ik rond 08.00 uur op pad. Ik steek de brug over en moet dan even goed kijken. Het pad slaat af naar iemands achtertuin, waar het tussen het huis en de schuren het bos induikt. En dan begint het klimmen. En klimmen. Zo’n twee kilometer lang. Deze eerste klim is zo’n 350 meter en daarna nog zo’n 200 meter verder omhoog naar de Predilpas die de grens met Italië vormt. Ik ben blij met mijn ijshanddoek, al is die na een tijdje ook gewoon droog en niet koel meer. Ik zweet en hijs me aan mijn trekkingstokken omhoog. Er zijn wat rotsachtige paadjes, maar het meest is gewoon bos en de schaduw is wel lekker. De weg naar de Predil pas is niet heel ver en zo af en toe hoor ik auto’s, maar de route blijft gelukkig in het groen. Het is best zwaar. Na een tijdje kom ik op een wat breder pad met schapen uit en daalt de route weer iets af. De Zaroenca waterval ligt niet direct op de route, maar er ook niet heel ver vanaf. Op een fraai stukje gras zet ik mijn rugzak neer en loop over de ronde stenen naar de rand van de enorme klif waar het water zich in een smal lint over naar beneden stort. Supermooi. Er is geen diepe poel onderaan de waterval en zwemmen gaat niet lukken, maar ik doe wel mijn overhemd uit en dompel het in het water tot het kletsnat is. Mijn huid schrikt even als ik het weer aandoe, maar daarna is het heerlijk koel. Hopelijk blijft dat een uurtje of wat, want het is weer behoorlijk warm. Na een korte pauze ga ik verder en het pad lijft redelijk vlak en groen. Na een tijdje hoor ik kinderstemmen, lachen en spelen, en weer geeft een gele handwijzer een waterval aan. Door de bomen heen zie ik dat het meer een brede poel is dan een echte waterval en ik loop door, een leuk pad tussen lage struiken door. En dan begint de laatste klim door een weiland en langs een schuur naar de asfaltweg. Het is zwaar. Het is warm. Het is steil. Maar uiteindelijk sta ik dan met mijn zolen op het asfalt. Nog niet de pas, maar er ook niet zo heel ver vandaan. Bijna vergeet ik achterom te kijken, maar als ik dat doe, heb ik prachtig uitzicht over de groene bergen met grijsblauwe pieker daarachter. Ik laat het panorama achter me en loop verder naar de grens. De douanegebouwen zijn nog herkenbaar, een restaurant gesloten. Bij de grens staat een markering die Italië inwijst. Ik weet dan nog niet dat het de laatste zal zijn. Ik volg de weg naar beneden langs een grijze bunker, de Battaria Sella Predil, in 1880 door Oostenrijk gebouw om de pas te controleren. Ik volg de haarspeldbochten naar beneden, loop voorzichtig om wegwerkzaamheden heen waar het verkeer met een stoplicht over één baan wordt geleid. In de muur die de banen scheidt is een waterbron en ik stop even om een paar slokken heerlijk koel water te drinken. Er is een kleine ruimte tussen het verkeer en de vangrail en ondanks dat er best wat auto’s rijden, voel ik me niet onveilig. Alleen als er een bus aankomt, druk ik me even tegen de vangrail aan. En dan is daar een tunnel. Oeps! Gelukkig is ook daar loopruimte. Uiteindelijk kom ik bij het meer uit, Lago del Prediel en vanaf de weg zie ik een eettentje en dixi’s. De dixi’s zijn met een slot afgesloten, maar het eettentje is open en met een cola en een zakje chips laat ik me in een van de strandstoelen zakken. Ik doe mijn schoenen uit en laat mijn voeten luchten. Heerlijk. Het uitzicht over het meer is prachtig. Blauwgroen water, bergen in de verte, waterfietsen en een kleine glijbaan. Een plaatje. Als ik met mijn hand het water voel, is dat nog best lekker ook. Helaas heb ik niet de innerlijke rust om ook echt te gaan zwemmen, al heb ik daar achteraf best spijt van. Als ik de wandelgids erbij pak, blijkt dat de tunnel helemaal niet inde route zit. Oeps! Ik had bij de 3e haarspeldbocht een karrenspoor op gemoeten, iets wat ik helemaal over het hoofd heb gezien. Gelukkig is het zijpad naar het meer op de kaart en gps aangegeven met een stukje terug loop ik het bos in om terg naar de route te lopen. Even van het pad af is een flinke bunker, waar met beton een rotsformatie is nagebootst. De roestige deur ligt van zijn hengsels en de stenen muur waarmee de bunker is afgesloten geweest, is opengebroken. Door het gat zie ik de strakke lijnen van een gang die dieper de bunker inleidt, wit en verrassend schoon. Ik ga verder, stijg flink en kom algauw op een breed karrenspoor terecht te komen. Ik zie geen markeringen van de Juliana Trail meer, maar wel rode strepen op rotsen, die ik volg zolang ze in de goede richting gaan. Na een kilometer of twee daalt het pad af naar Cave del Predil, een mijnstadje dat zijn identiteit op de muren van de huizen draagt, met grote muurschilderingen en een houten beeld in de vorm van een mijnwerker als publieke waterkraan. Op het plein zie ik een klein winkeltje en ik koop wat drinken en lekkers net voor ze dichtgaat voor de siësta. De route gaat hier over de weg verder richting Tarvisio, maar volgens de wandelgids is er aan de andere kant van de rivier een aantrekkelijker jeeptrack. Na een korte rust steek ik de rivier over, maar als er al ooit een jeeptrack is geweest, kan ik het niet meer vinden. Wel is er een groot mijnbouwbedrijf met gesloten poorten. Langs de buitenmuur staan overblijfselen uit het verleden, smalle karretjes die met materiaal vervoerden, een klein locomotiefje. Misschien is er achterlangs een pad geweest, maar dat is nu afgesloten met bouwhekken. Terug over de weg dan maar, met aan de ene kant een piepklein stroompje over een veel grotere bedding en aan de andere kant groene heuvels met zomaar langs de weg een grote houten kapel met een kruis erin. Ook in het houten hek zijn twee kruizen gemaakt. Apart. Terug langs de rivier en het valt me op dat het water de andere kant op stroomt. Tot nu toe liep ik steeds stroomopwaarts, nu loop ik met het water mee. Verschillende beekjes stromen uit de heuvels naar beneden en langzaam wordt de rivier groter. Ik kijk uit of ik aan der overkant het beloofde karrespoor kan vinden, maar als ik een aantal kilometer verder een brug tegenkom, is die afgesloten met een ketting en een streng verbodsbord. De wandelgids is uit 2023, maar blijkbaar zijn in die korte tijd toch al wat dingen achterhaald. De route is lang en niet heel boeiend. Zo af en toe zijn er huizen langs de weg, met telkens weer andere eigenaardigheden, een kapelletje en altijd de rivier die nu Rio Slizza heet en rustig voortkabbelt. Bij het gehuchtje Plezzut laat ik de grote weg dan eindelijk achter me. Het is nog steeds asfalt, maar wel een stuk rustiger. Bij een brug houd ik even pauze, pal aan de rand van de weg op het asfalt. In het half uur dat ik er zit, komt er maar één auto langs. Als ik verder ga, klimt de route omhoog naar het gehuchtje Rutte Piccolo, waar een gasthuis zou zijn. Aan het begin van het dorp is gelukkig weer een waterkraan met een trog en ik steek opgelucht mijn hoof weer onder het water. Als ik door loop naar de auberge, is die dicht, geen drinken te krijgen. Maar ik ben wel verfrist en he zin in de laatste kilometers. Even verderop is er dan een karrenspoor tussen de weilanden door dat eindigt bij een weiland. En daar raak ik de route finaal kwijt. Er zijn wat sporen in het gras, maar die leiden nergens naar. Zelf met de GPS-route die ik van internet haalde, kom ik er niet uit. Ik loop dwars door de struiken heen, met een half oog op de GPS. Het is maar goed dat ik niet gevoelig ben voor brandnetels, want anders zou ik het nu lastig hebben in mijn korte broek. Uiteindelijk kom ik uit op een wild grasveld vanwaar ik Tarvisio kan zien liggen. Iets lager zie ik huizen. En huizen betekent een weg. Ik geef het op om de officiele route te proberen te vinden en loop naar de huizen toe. Het wilde gras gaat over is kort gemaaid gazon en even later sta ik opgelucht weer op het asfalt. Ik volg de weg naar beneden tot een grotere weg. En daar moet ik een keuze maken. De route is rechtsaf, mijn hotel linksaf. Ik kies voor links en loop Tarvisio binnen, dat een erg langgerekt dorp is. En laat mijn hotel nu precies aan het andere eind ervan liggen. Dat betekent dus nog 1,5 km lopen en het was al zo’n lange dag. Gelukkig kom ik wel langs een supermarkt, waar ik meteen inkopen doe. Melk, yoghurtdrink en broodjes. Heerlijk. Uiteindelijk is het hotel niet superver meer en de koude douche is erg lekker.
Dag 10: Tarvisio – Kransjka Gora, 20 km
Twaalf kilometer fietspad moet ik vandaag doorstaan en dat is inderdaad net zo saai als het klinkt. Van het hotel loop ik terug naar het centrale plein waar deze etappe volgens de wandelgids begint. Er wordt een podium opgebouwd en ik zie geen markeringen. Er is een officiële route, maar de gids adviseert terug te lopen naar het fietspad dat de stad doorsnijdt, een oude spoorbaan, de in 1870 geopende spoorweg Tarvisio – Ljubljana. Midden in de stad is nog het oude station, met het perron iets verhoogd. Verderop is een tweede station van een buitenwijk. Alleen de ijzeren trap over het spoor is nog over, aan één kant volkomen dichtgegroeid met bomen en struiken. Ik steek de Slizza over en kom dan weer op de officiële route uit. Het is een zondag en er zijn veel fietsers op pad, op zowel gewone als elektrische mountainbikes Het fietspad ligt enigszins in de schaduw, maar het blijft warm. De kilometers gaan maar langzaam voorbij. Ik ben blij met mijn ijshanddoek, ook al is die allang droog. Na een parkeerplaats voor campers, camping kun je het amper noemen, ontdek ik een restaurantje aan de rand van een gehucht. Hoewel een spandoek aangeeft dat ze open zijn, is het gebouw nog donker en dicht. Gelukkig is er ook een bankje in de schaduw van wat berken en ik plof lekker neer. Na een klein half uurtje ga ik verder en pas kilometers later kom ik erachter dat ik mijn ijshanddoek kwijt ben. Dat is balen, zeker met deze hitte. Ik heb geen zin om terug te lopen, want ik ben niet zeker waar ik hem ben kwijtgeraakt. Een bord geeft aan dat het nog 2 km naar de grens is en daar verheug ik me op. De afgelopen twee dagen heb ik de markeringen van de Julia Trail behoorlijk gemist en ik hoop dat ze over de grens weer verschijnen. En inderdaad, net voorbij het grensbord, waar veel fietsers stoppen voor een foto, staat weer de vertrouwde gele handwijzer en de oranje verfmarkeringen op de straat. Ik loop naar Ratece en volg de markeringen door een dorp en de weg over. En daar raak ik de route weer even kwijt. Ik ga nog steeds de goede richting uit, maar kom nu aan de achterkant van het bos uit waar de gids het zijpad naar het Zelenci Natuur Reservaat aanbeveelt. Ik loop terug en maak dan het uitstapje naar een klein, maar bijzonder meer. Waren de rivieren al indrukwekkend helder, dit meer doet er nog een stapje bovenop. Glashelder water waarin je niet alleen vissen ziet zwemmen, maar ook de schaduw van de vis op de bodem kunt zien. Het gras er omheen, de bergen op de achtergrond. Het is geweldig. Er is een kleine uitkijktoren, waar je het meer in een ander perspectief kunt zien en ook dat is erg mooi. Na nog weer een half uurtje rust loop ik terug het bos door, de officiële route dit keer. Bij een restaurantje stop ik weer langer voor een heerlijk huisgemaakte, warme appelstrudel en een cola. Het is een luie dag vandaag. Als ik naar Podkoren ga, kom ik voor het eerst de grote rekken tegen in het landschap. Betonnen palen met houten palen ertussen. Eerst is het me niet duidelijk waarvoor ze dienen, dan zie ik dat in een andere hooi te drogen is gehangen. Bijzonder! De route is rustig en landelijk en ik geniet. Uiteindelijk zie ik Kranjska Gora opdoemen, dat een stuk groter is dan ik dacht. Ik steek het beekje over, een weg en loop het dorp binnen. Bij de bushalte wijk ik van de route af om naar mijn appartement te gaan, dat vlakbij een supermarkt ligt en een klein keukentje heeft. Als ik heb gedoucht en mijn bagage heb gedumpt, loop ik nog even de stad in, maar ondanks de drie outdoor winkels, hebben ze nog nooit gehoord van een ijshanddoek.
Dag 11: Kranjska Gora – Mojstrana + Pericnik Falls, 19 km + 6 km
Het komt niet vaak voor dat ik zoveel moeite heb de route te vinden. Vanaf het appartement loop ik terug naar het busstation, waar ik de markeringen naar het Tourist Information Center volg. En daar verdwijnen ze weer. Geen idee hoe ik verder moet. Ik pak de GPS erbij en het blijkt dat ik terug moet naar het riviertje aan de rand van de stad. Ik loop terug naar het busstation en inderdaad, daar staat een gele handwijzer die ik pal over het hoofd heb gezien. Ik volg de route naar het eind van de straat en daar…niets. Uiteindelijk loop ik terug naar de brug waar ik gisteren de stad inliep. Het is niet helemaal de officiële route, maar die komt er straks vast wel weer bij. En inderdaad, even verderop komt de route er van rechts bij en gaan de markeringen langs het riviertje verder. De route is leuk, langs de rivier, door bos over en langs een huis met een groot waterrad. Ik klim behoorlijk hoog en om in open velden uit, waar ik prachtig uitzicht heb op een stel indrukwekkende grijze pieken. Ik denk dat dit de beroemde Martuljek Groep is, waar de gids het over had? Met 2472 meter hoog in Spik de meest prominente piek, maar eerlijk gezegd is de hele groep indrukwekkend. Ze steken spits en hoekig boven de heuvels uit, schitterend. Uiteindelijk kom ik uit bij het dorp Srednji vrh, waar een fraai versierde kapel staat. Het is niet de in Nederland bekende Mariakapel, maar een vierkante zuil met een houten leidak erop die aan alle kanten is beschilderd. Elke kant heeft een nis met een schildering of Mariabeeld erin. Je ziet ze wel meer onderweg, maar deze overtreft alle vorige in schoonheid. Van hier volg ik een asfaltweg naar beneden, een korte tunnel dwars door de rotsen, zo kort dat het meer een lange rotsboog is. Vlak voor ik het vorige dorp bereid houd ik even rust. Waar ik vroeger hele dagen doorliep tot ik niet meer kon, word ik er steeds beter in om rust te houden als mijn lichaam hierom vraagt. Het is relaxend en ik geniet ook meer van de route op deze manier. Ik bereik Gozd Mrtuljek, waar ik de Sava Dolinka weer oversteek, die inmiddels een stuk groter is geworden. Tussen een paar huizen door sla ik af naar de lower Martuljek Falls, een lage waterval die over een retentiemuur naar beneden stroomt en uiteindelijk niet al te indrukwekkend blijkt. Nu het pad speciaal daarvoor een ommetje maakt, had ik er wel iets meer van verwacht. Daarna gaat de route weer terug naar het fietspad, dat erg dicht langs de drukke weg ligt. Het is warm en de route is wat saai. Bij en picknickbank pak ik de wandelgids er bij. Die geeft een alternatieve route aan, die aan de andere kant van de rivier blijft en een stuk groener oogt. De GPS die ik heb, houdt het fietspad aan, maar de Juliana trail app houdt ook het fietspad aan. Gelukkig geeft de gids even verderop nog een alternatief aan en met de GPS weet ik dat te vinden. Het is een mooie route door langs velden en later door het bos, vlak langs de rivier, dus nu een grote steenvlakte is waar ik het water niet eens kan zien. Aan de rand van Mojstrana kom ik het bos uit en de route loopt helemaal om het dorp heen naar de andere kant, waar het toeristen informatie centrum is gevestigd. Maar wat mijn aandacht trek, is de automaat ernaast, gevuld met kaas, yoghurt en tot mijn grote plezier ook lekker koude melk. Ik koop een liter en klok de helft zowat meteen naar binnen. Langs de weg loop ik naar het hostel, wat een van de mooiste is die ik in Slovenië heb gezien, zowel van binnen als van buiten. Het voelt huiselijk aan, erg gezellig.
Het is nog vroeg en daarom rust ik lekker uit. Aan het eind van de middag ga ik samen met een van mijn kamergenoten op pad voor een trip naar de Pericnik Waterval. We lopen terug naar het TIC en steken daar een brug over de Triglavska bistrica over. We volgen het water stroomopwaarts, over het algemeen over goede bospaden, maar er is ook een stuk weggevreten oever waar nog maar een smal en zanderig pad over is. Zeker geen pad om in je sandalen te lopen. Dan steken we de rivier weer over en lopen over de weg naar een witte hut, waar we verschillende auto’s geparkeerd zien staan. Een trap leidt het bos in en al van ver voelen we de koelte van het water. En dan zien we de waterval, een lang wit lint dat van een hoge rots naar beneden stort. Het is zo helder dat ik hem amper in zijn geheel kan fotograferen. Het is prachtig. In de rotsen kun je ook de ronde vormen zien waar de waterval zich voorheen bevond. Twee keer heeft het water zich verplaatst, twee halfrond uitgesleten rotsen staan nu droog. Heel bijzonder. Maar het mooiste is het wandelpad achter de waterval langs. Er naartoe is het alsof het regent, kleine druppeltjes op mijn hoofd, terwijl ik met mijn hand mijn camera bescherm. Het pad is zanderig, maar breed genoeg om de toeristen te passeren om terug te lopen. Superfijn. Aan de andere kant is een uitzichtpunt waar we weer een heel fraai uitzicht hebben op de waterval. Mijn kamergenote raakt aan de praat met een stel toeristen en ze bieden ons een lift aan naar het dorp. Kijk, dat scheelt weer 6 km teruglopen. Heerlijk.

Dag 12: Mojstrana – Jesenice, 21 km
De dag begint met een klim naar Dovje, een klein dorp met kleurrijke huizen. Daarna kom ik algauw op een gravelweg die geleidelijk klimt. Het is een lange weg, zowat 8 km en markeringen zijn er niet. Bij een brug houd ik even rust, daarna ga ik door. Er verschijnen wat velden, wat boerderijen. Bij één ervan is een trog met een kraan en ik loop naar beneden om mijn hoofd nat te maken. In de trog heeft iemand bierblikjes gezet om ze koel te houden. Ongeveer anderhalve kilometer eerder dan verwacht gaat de gravelweg weer omlaag en heb ik de ergste klim gehad. Bij een paar huizen stap ik een asfaltweg op die ik naar beneden volg en in Plavski Rovt houd ik kort rust onder een boom voor een cola die ik nog bij me had. Vandaar gaat het pad de velden in en het gras houdt de warmte goed vast. Ik mis mijn ijshanddoek enorm, die zou nu echt van pas zijn gekomen. Borden herinneren wandelaars eraan om op het pad te blijven, hekken te sluiten en honden aan de lijn te houden, de eerste die ik heb gezien onderweg. Bij Planina pod Golico steek ik de Jesenice over en kort daarna is er gelukkig weer koel bos. Een kleine kapel is gewijd aan st. Barbara, de beschermheilige van mijnwerkers. Een informatiebord vertelt over de geschiedenis van de mijnbouw in dit gebied. Erts werd uit de bergen naar Jesenice gebracht in kleine, door ossen getrokken karren. Dit stuk van het pad was het steilst en daarom werden de achterwielen verwijderd, zodat de wrijving met de rotsen de karren zou afremmen. En inderdaad is er in de rotsen op het pad en kaarsrechte inkeping te zien. Wat bijzonder. Ik daal af tot de buitenwijken van Jesenice, waar ik had verwacht direct de stad in te gaan. Ik ben er inmiddels achter dat mijn accommodatie niet 3 km van het centrum is zoals booking.com beloofde, maar liefst 9 km. Daarom heb ik een taxi nodig en waar kun je die beter vinden dan bij het station? Ik wijk van de route af en loop naar het station, maar geen taxi. Gelukkig hangt bij de balie het visitekaartje van een taxibedrijf en na een half uurtje komt de taxi eraan, een oudere man die klaagt over het gebrek aan werk en hoe onder Tito alles beter was. De accommodatie blijkt een berghut te zijn en die negen km zijn allemaal omhoog. Ben ik blij dat ik die niet hoef te lopen. Ik maak het mezelf gemakkelijk en spreek met de taxi af dat hij me morgen weer komt ophalen. Zo wordt een redelijk goedkoop verblijf toch opeens erg duur.
Dag 13: Jesenice – Begunje, 18 km
Dit zou wel eens mijn minst favoriete etappe kunnen zijn. De gids adviseert dan ook een deel vande route over te slaan en de trein te pakken naar Vintgar. Maar eigenwijs als ik ben, wil ik de hele route lopen, zonder valsspelen. De taxi zet me weer af bij het station en ik loop weer terug naar de officiele route. Ik steek het spoor over naar een klein winkelcentrum met een supermakrt en een outdoorwinkel (geen ijshanddoek) en moet dan even zoeken naar waar de route verder gaat. De GPS-route die ik van internet haalde, waarvan ik inmiddels weet dat die niet al te betrouwbaar is, geeft de route aan de andere kant van de rivier. Uiteindelijk zie ik markeringen die me naar een grauwe wijk brengen en later een grindpad achter de huizen langs. Bij een buitenwijk steek ik dan alsnog de rivier over en loop langs een drukke weg de stad uit. De weg en de razende auto’s maken me onrustig en gestresst. Het lawaai, de uitlaatgassen, de haast. Niets voor mij. Bij Lipice slaat het pad een parallelweg in, door een slaperig dorp en steekt dan de snelweg A2 over. ER volgt een stuk door de velden dat redelijk rustig is. Dat duurt niet lang. Het pad gaat terug naar de snelweg, steekt een dam over en klimt omhoog naar Zirovnica. Daar houd ik een lekker uurtje rust bij een café, drink flink wat cola en eet een heerlijke strudel. Wanneer ik verder ga, volg ik de weg tot ik dan eindelijk een weiland wordt ingestuurd. Onder een boom zit een andere wandelaar te lezen. In de verte wordt de lucht donkerder en begint het te rommelen. Aan de rand van het bos, op een kruising, is geen markering meer. Een handwijzer voor Begunje wijst naar rechts, naar een dorp, maar het logo van de Juliana Trail ontbreekt. Ik pak mijn GPS erbij en zie dat als ik hier het bos inga, ik uiteindelijk ook weer op de officiële route uitkom. Hmmm… bos of meer asfalt en wegen, een makkelijke keuze. Ik kies het bos natuurlijk. Ik houd de route in de gaten en geniet van de koele schaduw. Het is een flinke klim over bospaden en af en toe een steenlawine. Uiteindelijk kom ik weer op de route uit en blijf klimmen. Het gerommel komt dichterbij en ik begin onrustig te worden. Het begint te druppelen en ik steek mijn camera weg. Dan kom ik bij de hut Sanskaska koca. Op het terras staan de stoelen ongastvrij in de dicht-stand tegen de tafels aangeleund, maar het keukenraam is open en ik koop een heerlijke cola. Vanaf het terras heb ik ook een geweldig uitzicht op de vallei, groen, bergen en donkere wolken aan de overzijde. Vanhier is het nog iets verder klimmen naar een prachtige kerk die net op de rand van de berg is gelegen en prachtig afsteekt tegen de donkere vallei. En dan is het naar beneden, lang en steil, helemaal tot Begunje.
Dag 14: Begunje – Bled, 15 km
Volgens de gids is Ravodljica een van de mooiste dorpen op de route. Ik weet niet of ik het daar mee eens bent. Je loopt onderlangs de kasteelmuren, maar van het kasteel zie ik zelf niet veel. De tunnels onder de dikke stadsmuren door, zijn dan wel weer heel indrukwekkend. Het plein met huizen uit de 16- tot 18e eeuw ziet er at armoedig uit. Ik loop de stad weer uit naar een uitkijkpunt over de vallei en de weg omlaag naar het spoor. Daar begint een pad langs de SAva Dolinka rivier dat dan wel weer erg fraai en groen is. OP de rivier zie ik gele boten die uit Bled komen, vol toeristen die de peddels gebruiken om elkaar nat te spetteren voor ze de stroomversnellingen ingaan. Bij een enorme camping komen blijkbaar veel Nederlanders want het informatiebord over huurtenten is in het Nederlands en er is zelfs een Nederlandse campingbaas aanwezig. Aan de achterkant van de camping is een brug en de route gaat langs de oever verder tot een asfaltweg die rechtstreeks naar Bled gaat. Heel in de verte kan ik het kasteel in de heuvels boven de stad zien. De route staat af naar het Toerist Information Office, maar omdat mijn hostel de andere kant op is, volg ik de route verder richting het meer, Blejsko. De route loopt niet pal langs het water, maar een pad iets dieper het park in, waar ik het helemaal niet mee eens ben. Ik wil langs het water lopen en doe dat dan ook. Het uitzicht op het meer is prachtig, een eilandje in het midden met een kerk erop, de heuvels, het kristalheldere water. Er staan flinke boetes op zwemmen, dus dat waag ik hier maar niet. Als het pad afbuigt naar het kasteel, verlaat ik dan de route voor mijn hostel. Daar houd ik een paar uur rust, voor ik aan het tweede avontuur van vandaag begin: Vintgar Gorge. Vanaf het busstation gaan er gratis shuttles en ik ben iets te vroeg voor het tijdsslot van 1800 uur. Als we dan naar binnen mogen, krijgen we eerst een helm op, die je eigenlijk alleen nodig hebt als je langer bent dan 1.80 meter. omdat het vrij laat is, heb ik de kloof algauw bijna helemaal voor mezelf. De andere toeristen lopen vooruit en ik kan naar hartenlust kijken en filmen. En deze kloof is mooi! Smal met talloze stroomversnellingen waar het witte water over de rotsen kolkt. Houten plankieren boven het water. Ik zie een waterspreeuw en maak zoveel foto’s, dat is bijna nog leuker dan de kloof zelf. Bij het eind van de kloof loop ik door het draaihek en lever mijn helm weer in. Ik koop een ijsje en kies de korte weg terug naar de parkeerplaats waar de shuttle ons weer komt ophalen. Dat is nog een heel eind door het bos, met een flinke heuvel ertussen en ik ben ongeduldig. De laatste gratis shuttle gaat om 20.00 uur. Gelukkig haal ik het net, maar ik had niet de lange route moeten nemen. Er is wat verwarring over wie waarheen gaat, want er zijn ook twee parkeerplaatsen waar een grotere bus heen gaat. Uiteindelijk stappen ik en een andere wandelaarster in een kleiner busje, dat later nog twee wandelaars oppikt die wel de lange route hebben genomen.
Dag 15: Bled – Goreljek na Pokljuki, 22 km
Vanaf het hostel loop ik weer terug naar Lake Bled waar het water blauw schittert en de heuvels groen oplichten in de ochtendzon. Het pad loopt onderlangs een heuvel en er zijn opvallend veel hardlopers op pad, nu het nog koel is. Ik klim een steil pad en een trap omhoog naar een spoorlijn en Bled Jezo. De route is verhard en loopt van het ene dorpje naar het andere, met uitzicht op uitgestrekte velden ertussen. In de dorpen zijn er de gebruikelijke waterpunten en ook kapelletjes, waarvan je er in Slovenië erg veel ziet. Aak zijn de zijkanten beschilderd met heiligen en vooral St. Joris en de draak zijn erg populair. Omdat het zondag is, zijn de supermarkten gesloten en ik moet het doen met het water en mangosap dat ik bij me heb. Bij Krnica mag ik dan eindelijk van de weg af en wordt het wat wilder. Een bospad leidt me naar een parkeerplaats, de start van een wandeling naar de Pokljuka kloof. Ik maak gebruik van het toilet en plof dan toch even neer op een bankje, want het is al aardig warm. Een taxi zet twee wandelaars af die de weg naar de kloof vragen en ik wijs ze op het bordje dat op een boom gespijkerd is en die duidelijk naar een pad tussen lage struiken wijst. Het pad begint nog vriendelijk en vlak, maar wordt al snel ongelijk en stenig. Samen met de klim, maakt het de wandeling pittig. Even later is er een splitsing. Voor de koof zelf ga je linksaf, maar de Juliana Trail buigt naar links. Datr maakt de trail niet minder spectaculair. Even later sta ik aan de voet van een enorme rotsboog, die meer wegheeft van een open grot. Het pad loopt er pal doorheen, fantastisch. Dat heb ik echt gemist de laatste dagen. Natuur, wildernis en onbelemmerd groen. Ik begin me wel een beetje zorgen te maken over mijn water. Ik begon de dag zoals gewoonlijk met 2,5 liter en heb nog een liter water, halve liter mangosap en een blikje coca cola over. Dat zou genoeg moeten zijn, maar omdat het dorstig weer is, neem ik liever het zekere voor het onzekere Gelukkig biedt de schaduw wat koelte en is het niet zo extreem warm meer. Ik steek een weg over en kort daarna buigt de route af naar rechts. Mijn gevoel zegt me dat dit niet klopt. Ik check de GPs en blijk inderdaad iets van de route af te zitten. Ik kan me niet herinneren dat ik een markering heb gemist, maar twijfelde wel of ik dit pad moest nemen, of het pad iets parallel hieraan. Ik loop een stukje terug en kom met behulp van de GPS al snel weer op de juiste route terecht. Vandaag ontdek ik voor het eerst ook de hoogtemeters op mijn smartwatch. Tot nu toe gebruikte ik die alleen om de afstand en mijn gemiddeld tempo te meten, maar vandaag vind ik het voor het eerst wel fijn om te weten dat ik nog maar 200 meter hoef te klimmen. Een breed, rotsig bospad brengt me naar een stevig overstapje een weiland in, in de verte staat een huisje en een schuur. Aan de andere kant van het weiland is er weer bos en dit keer is het pad mooi en groen, met kuithoge grassen tussen de dennen en coniferen. Ik kom ook wilde aardbeien tegen, met kleine rode vruchtjes. Ik verzamel een handjevol en hoewel ze niet zoet zijn, zijn ze wel erg lekker. Even later kom ik bij een klein hutje met een bankje, dat de eigenaren van het huis ertegenover voor wandelaars hebben gemaakt. Een heerlijke plek om even te pauzeren, al ga ik al snel ervoor in het gras liggen. Een vrouw is met een kleine grasmaaier een enorm veld aan het maaien, het geluid snijdt door het bos. Aan de rand van het veld wijzen sierlijk versierde houten handwijzers naar Triglav, Stara Pokljuka en Bled. Hier wonen wandelvrienden, dat is wel zeker. Ik heb nog een liter water over, dus met nog maar 6 km te gaan naar het hotel, moet dat wel goedkomen. Het is bewolkt, dus ook niet meer zo warm. Ik loop verder door een groot komdal met een schuur en een huis waar een familie gezellig aan het lunchen is. Aan de andere kant stap ik een grindweg op en ondanks de duidelijke markering, loop ik pardoes de verkeerde kant op. Gelukkig controleer ik mezelf kort daarna en kom er algauw achter, zodat ik niet te ver de verkeerde kant oploop. Ik volg de grindweg een paar km, tot ik een bordje tegenkom voor Planinka Zajavornik waaronder een paar auto’s geparkeerd staan. Even denk ik dat dit het hotel al is, maar dat is nog te vroeg. Gelukkig is het iets wat me even blij maakt, een boerderijwinkeltje met een terrasje erbij. Het is een heel complex met kleine hutjes en een aardig terras voor het grote huis. Er zitten al verschillende wandelaars en fietsers en ik plof neer op een van de banken. Even later heb ik een cola en een glas melk voor mijn snufferd en besef pas alter dat de melk waarschijnlijk rauw en ongepasteuriseerd was. Oeps! Nu ja, een keer overleef ik vast wel. De gastvrouw legt uit dat ze alleen in de zomer open zijn, omdat de koeien dan hier grazen en gemolken moeten worden. Ik ben er in ieder geval blij mee. Hoewel het niet lang na de lunch was, vind ik het toch lekker om hier even te onthaasten. Na een klein uurtje ga ik weer terug naar de trail, die hier pal over het land loopt. Het is erg winderig, maar gelukkig kom ik al snel weer in het bos, waar ik de wind niet voel. Ik kom twee Nederlanders tegen die hier dagwandelingen maken en hun auto bij het hotel hebben staan. Samen lopen we het laatste stuk door het bos en nog een klein stukje over de weg naar het hotel. Daar rust ik lekker uit en na het eten maak ik gebruik van de sauna. Het is een echte, 80 graden en met de handdoeken uit de kamer kan ik lekker languit voor de kachel liggen. Heerlijk!

Dag 16: Goreljek na Pokljuki -Bohinjska Bistrica, 33 km
Ik word wakker met het gestage geluid van regen. Dit is geen korte, maar hevige bui. Dit is regen die uren aanhoudt. En dat op de langste dag, waar ik twee etappes aan elkaar brei. Gelukkig is het naar Stara Fuzina vooral omlaag en daarna naar Bohinjska Bistrica zou het vlak moeten zijn. Ik draai me nog eens om en kleed me een uurtje later aan voor het ontbijt. Wanneer ik op pad ga, is de regen verandert in miezer waar ik amper iets van merk en hopelijk blijft dat zo.
Ik loop terug naar de weg en daal af naar een gehuchtje met een paar huizen en een monument dat bestaat uit geweren en helmen en ander militair wapentuig. Ik duik een bospad vol plassen in en draai even later een handwijzer die een boefje had verdraaid in de juiste richting. Ik kom langs een dorpje met kleine huisjes in een groot, open veld en daarna is er weer bos, waar ik voorzichtig mijn weg om de grote plassen heen zoek. De markering op deze etappe is perfect. De gele handwijzers worden vergezeld door witte JA-ruiten op de bomen en die zijn uitbundig aangebracht. Hier is geen kans dat je verkeerd loopt. Aan de rand van het bos loopt de route over weilanden met kort gras, met prachtig uitzicht op de heuvels waarover plukjes wolken zijn gedrapeerd, met zo hier en daar een huis op de voorgrond. Het is prachtig. Het is ook droog geworden en juist doordat de zon niet doorkomt, blijft het heerlijk wandelweer. Ik doorkruis dorpjes en velden, loop over stukjes wegen en gras. En dan zie ik opeens een vos in het veld lopen. Veel te ver weg om te filmen, maar met mijn camera haal ik hem dichterbij. Wat een leuk gezicht. Afgezien van hagedissen heb ik nog helemaal niet veel wild gezien in Slovenië. Dit maakt mijn dag helemaal goed. De route blijft prachtig, met afwisselende bos- en graspaden, bloemen en modder. Dan kom ik bij een kapel met een informatiebord en lees over de mijnbouw in de regio. Langs dit pad werd erts van de heuvels naar beneden gebracht en omdat het steil was, haalden ze de achterste wielen van de kar. De as schuurde over de rotsen en remde de kar af. En inderdaad zie ik in een stel achtereenvolgende rotsen een kaarsrechte groef. Wat bijzonder dat de geschiedenis nog zou duidelijk in het landschap zichtbaar is. Kort daarna begint een pittige afdaling, ze haarspeldbochten van de weg worden afgesneden door een stenig wandelpad dat pal omlaag duikt. Het gaat niet heel snel, maar is wel een stuk leuker dan over het asfalt. Na 13 km houd ik kort rust in Jerika, waar ik bij een huis op een muurtje ga zitten. Het pad wordt makkelijker en ik bij een brug steek ik een rivier over. Aan de horizon verschijnt een indrukwekkend steile berg die het landschap compleet domineert en het lijkt erop dat de route me er nog dichterbij gaat brengen. Mijn voeten zijn ongeduldig en ik stap flink voort over het fietspad tussen de velden. Bij een skistation is het toiletgebouw open ook al staat de skilift er maar stil bij en ik maak er dankbaar gebruik van. In Srednja vas v Bohinju raak ik de route weer even kwijt. Ik loop over de weg richting die fascinerende berg, waar ik aan de voet Stara Fuzina vermoed. Het ziet er ook naar uit dat het daar regent, grijze wolken hangen laag boven het andere dal. Dan kom ik erachter dat ik een dorp terug ergens naar rechts had gemoeten. Ik sla hierdoor een klein gehuchtje over, maar zie met de GPS een pad waar de ween weer bijna bij elkaar komen. Ik loop nog iets door en sla dan af naar de officiele route. Dat is precies op tijd om nog op een groen pad uit te komen dat naar Stara Fuzina loopt. Daar, aan de rand van het dorp, stop ik even om een kat te aaien en achteraf denk ik dat ik daar ergens mijn hoed verlies, want als ik later de video’s terugkijk, heb ik hem niet meer om mijn nek als ik het dorp binnenloop. Ik lop het dorp binnen en bij een brug is er een restaurant waar ik op het menu pannenkoeken ontdek. Eigenlijk bedoeld als dessert, maar het gaat er prima in als lunch.
Wanneer ik verder loop, daal ik af naar een prachtig meer, Bohinjsko jezero of Lake Bohinj. Hoewel het niet heel zonnig is, zijn er toch nog mensen aan het zwemmen. Ik kom niet in de verleiding. Ik loop langs het meer verder, tot het begint te miezeren. En als ik de hoed wil opzetten die mijn bril zo goed heeft drooggehouden, grijp ik mis. Geen hoed. Misschien in het restaurant laten liggen? Het restaurant is 20 minuten terug en ik heb geen zin bijna een uur heen en weer te lopen. Ik trek mijn regenjas aan en loop door naar Ribcev Laz. Daar kom ik een fietsverhuurder tegen en ach, doe eens gek. Ik huur een fiets voor een uurtje, stop mijn camera in een kluisje en fiets terug naar het restaurant in Stara Fuzina. Helaas hebben ze in het restaurant geen hoed gevonden. Balen! Het was geen sentimenteel item, maar ik was toch wel blij met die hoed. Ik fiets terug, hijs mijn rugzak weer om en loop door, door het dorp, dat druk en toeristisch is en een rustiger zijstraat in. Buiten het dorp zijn er leuke grindpaden en bos, maar het begint te miezeren en daardoor mis ik mijn hoed nog meer. In ieder geval klaag ik niet meer dat ik mijn ijshanddoek verloren ben. Ik trek mijn regenjas aan en loop door, de heuvels in. Even later klaart het weer op en kom ik in het open veld, vanwaar ik fantastisch uitzicht heb op het mooie landschap van hoge heuvels, bergen en naaldbomen. Het is nog een best eind naar Bohinjstra Bistrica, maar uiteindelijk zie ik tussen de bomen door een dorp verschijnen. Het hostel ligt gelukkig aan de rand ervan, zodat ik niet al te ver hoef te lopen. Ik ga alleen nog even naar de supermarkt en na enig aarzelen loop ik toch de outdoorwinkel er tegenover binnen. Ze hebben er geen hoeden en zijn een stuk duurder dan de winkel van sinkel in Bovec, maar uiteindelijk koop ik er wel een pet met een nekbeschermer. Niet tegen de zon, maar vooral tegen de regen die morgen wordt voorspeld.
Dag 17: Bohinjska Bistrica – Trtnik, 16 km
Ik loop de stad uit langs een houtzagerij waar de boomstammen hoog liggen opgestapeld en de geur van versgezaagd hout me diep doet inademen. Heerlijk. De route duikt het bos in over een oud gravelpad en het begint te miezeren. Wanneer de route het open veld ingaat, trek ik toch maar mijn regenjas aan. En zet de pet op die mijn bril drooghoudt. In het begin valt de regen nog mee, al hoor ik het in e verte rommelen. Na Nemski Rivt, een dorp vol grijze huizen , gaat de route weer het bos in en begint te klimmen. Dit keer geen makkelijke, brede paden, maar echte lekkere bospaden vol wortels en rotsen. Het begint harder te regenen en ik steek een weiland over om op de veranda van een boerderij te rusten en even na te denken. Het rommelt nog steeds en af en toe zie ik een flits. Is het wel veilig om door te gaan? Als ik de route zo bekijk, kom ik nergens boven de boomgrens uit en hoewel je niet moet onder de bomen moet schuiilen bij onweer, schat ik de kans dat uitgerekend ik word geraakt, laag in. Na een korte stop stap ik de regen weer in. Het is zonde, want juist hier is de route enorm mee. Velden met hoog gras en bloemen. Ik kom op een grindweg uit, die ik een tijd omhoog volg en dat vind ik niet erg, want in totaal moet ik 770 meter klimmen vandaag en dan is zo’n grindweg wel makkelijk. Het wordt ook lichter en ik heb het vermoeden dat ik het einde van de vallei nader en de regen weer tot één vallei is beperkt. Net bij de afslag waar de Juliana Trail de bergen in slaat, staat een kleine houten hut. De voordeur is met een hangslot afgesloten, maar op de kleine veranda zit ik wel droog en het is een mooie plek voor weer een korte pauze. Het is ook droog geworden en dat maakt de laatste 100 meter door het bos naar de top een stuk fijner. Op de pas staat een rode handwijzer met talloze routes erop. Twee uur naar Podbrdo? Dat moet te doen zijn. Net onder de pas aan de andere kant van de berg staat een hut, waar twee Belgen hun natte kleren verruilen voor droge. Ze lopen de Juliana Trail in omgekeerde richting en met tent en zijn dus een stuk zwaarder bepakt. We wisselen informatie uit en dan begin ik aan de lange afdaling door het bos. De berg is zo steil dat er retentiemuren zijn gebouwd en uiteindelijk gaat het pad over in een heel oud, nauwelijks nog herkenbaar jeeptrack. Tussen twee schuren kom ik weer op het asfalt terecht en loop naar een kerk die eenzaam op een smalle heuvel staat. Langs de kerk loop ik naar beneden, de gieters van de begraafplaats negerend. In de diepte zie ik Podbrdo liggen, een klein dorp met een kerkje in het midden. ER is een bar, waar ik een aantal uur aan mijn video’s werk terwijl ik wacht tot ik mag inchecken in mijn accommodatie. Als ik die op Google Maps opzoek, blijkt het in Trtnik te zijn, ongeveer 3 km verderop. Gelukkig ligt het wel op de route, dus ik snoep iets van de etappe van morgen af. Ik stop nog even in de kleine supermarkt voor melk, drinkyoghurt en wat lekkers en loop dan Podbrdo uit en een heuvel op naar Trtnik. De route gaat over een asfaltweg, maar snijdt dan door het gras een haarspeldbocht af en levert me pal aan het dorp en bij mijn accommodatie af.
Dag 18: Trtnik – Grahovo ob Baci, 17 km
Dit zou wel eens een van mijn favoriete dagen op de Juliana Trail kunnen zijn. Meteen vanaf de accommodatie stap ik via een trapje een weiland in. Geen vlak weiland, het is een heuvel, en supersteil ook. Voor het eerst deze tocht voel ik mijn kuiten protesteren en verkrampen. Het Gaat langzaam, stap voor stap omhoog. Ook in het bos stijgt het pad nog flink. ER is een stuk grindweg en wanneer de markering het groen in wijst, ben ik aanvankelijk blij. Maar pad is zo geerodeerd dat het amper nog veilig is en als wandelaar doe je er beter aan op de grindweg te blijven. De bergen aan de overkant zijn prachtig, maar als ik de zadel bereik, ben ik nog steeds omringd door bomen en is er geen uitzicht. Het pad gaat door naar beneden. ER is een kein dorp met de gebruikelijke waterkraan en een pad door de weilanden waar ik de route even kwijt ben, omdat het gras de markering op een rots verhult. Het pad naar beneden leidt een bos in, waar ik langs een donkere kloof loop. Niet heel diep, maar wel lekker koel. Ik ga verder over een asfaltweg, pal on de zon en hoewel de hittegolf voorbij is, is het nog best warm. Even later is er een oud karrenspoor dat langs een ruine leidt. Deze is nog niet heel oud en nog herkenbaar als woonhuis. De ramen hangen nog in de sponningen, een beschimmeld matras ligt op de ingevallen vloer en aan een kast hangt nog een jas die de bewoners hebben achtergelaten. Het is een makkelijke wandeling in de schaduw van de bomen. Dit lijkt de etappe met het minste asfalt te zijn en ik geniet met volle teugen. De markering is ook vlekkeloos en het loopt een stuk fijner als je niet constant op je GPS hoeft te kijken. Uiteindelijk daal ik af naar de Baca rivier, met alweer zulk schitterend helder water dat ik tot nu toe alleen in Sliovenie ben tegengekomen. Langs de oever zijn diverse picknickplaatsen gemaakt en bij een ervan zie ik een klimtoestel, een picknickbank en een ijzeren ligstoel. Dat is te verleidelijk. Ik doe mijn rugzak af en lig heerlijk een half uurtje in e ligstoel naar het kabbelend water te luisteren. Wanneer ik verder ga, ben ik zo ontspannen dat ik me nu pas realiseer hoe gespannen ik daarvoor was. Blijkbaar heb ik toch nog bepaalde verwachtingen van mezelf, over hoe snel ik moet lopen, hoe lang ik over een etappe ga doen. Na deze rust heb ik dat helemaal losgelaten en het voelt geweldig. Verder langs de rivier. Tussen twee stenen muren loop ik Koritnica binnen, een naam die me bekend voorkomt. Ben ik niet na Bovec de Koritnica-vallei binnengelopen? Nu ben ik aan de andere kant ervan. Ik volg de rivier naar beneden tot het centrum van Grahovo ob Baci. Daar verlaat ik de route om naar mijn accommodatie te gaan, die ongeveer 1,5 km buiten het dorp is. De wandelgids geeft aan dat er een winkeltje in het dorp moet zijn, maar dat blijkt niet te kloppen. Gelukkig is het guesthouse in dat gat gesprongen en verkoopt drinken en snacks. Niet alleen dat, het is ook nog eens zeer luxe. Een heerlijk bed, goede douche en een balkon waar ik mijn shirt laat drogen en lekker van de zon geniet. Het guesthouse verzorgt zowel diner als ontbijt, dus ik hoef zelf verder helemaal niets meer te doen.

Dag 19: Gahovo ob Baci – Tolmin, 28
Na een stevig ontbijt van restaurantkwaliteit in de luxe gusethouse, slinger ik mijn rugzak om voor de laatste dag op de Juliana Trail. De anderhalve km terug naar de trail gaat een stuk sneller voorbij dan gisteren en in een wip ben ik weer bij de bushalte waar ik de route gisteren verliet. De route begint vrijwel meteen met klimmen, eerst door een paar straten en dan een betonpad tussen de weilanden door. Ik voel mijn kuiten protesteren en mijn achillespezen zijn flink stijf geworden de afgelopen weken. Hoe vroeg het ook is, het is al behoorlijk warm en algauw staan de zweetdruppels op mijn voorhoofd. Gelukkig kom ik al snel in het bos terecht, waar een oud karrenspoor langs de heuvels slingert. Vlak voor een huis, hangt langs het pad een foto van een golden retriever met de melding ‘friendly dog’. Een bocht later zie ik een huis en komt de hond al blaffend aanrennen, maar zijn staart kwispelt en na die vervelende indringer voldoende te hebben geïntimideerd, zijn de geuren in het gras veel interessanter. De route slingert verder langs een ingestort huis. De deuren hangen nog in hun kozijnen, een matras is al oud en beschimmeld en aan een kast hangt nog een jas. Het is al een tijd geleden, maar het huis zit nog in de overgangsfase van herkenbaar als woonhuis naar complete ruïne. Ik daal af naar een dorpje waar aan de weg wordt gewerkt. Ik kijk even op de GPS en loop dan om de kerk heen om weer op de route te komen. Vanaf hier loop ik een heel stuk over de weg, wat ik op zich niet heel erg vind. Het wordt tenslotte een lange etappe vandaag. Dan zie ik langs de weg een groot, houten bord staan dat de Sopot Slap aankondigt, de Sopot waterval. De wandelgids had me al gewaarschuwd dat dit er een is die je beslist niet wilt overslaan. Amper 10 minuten van de route, valt het water in drie stadia 62 meter naar beneden over de rotsen. Dat moet ik natuurlijk zien. Ik volg het pad omhoog, over houten trappen en zachte bosgrond. Ik hijs flink aan mijn trekkingstokken, want het gaat flink omhoog. Gelukkig is het niet ver en na zo’n 300 meter hoor ik het geruis van water. En ja, de waterval is net zo indrukwekkend als de wandelgids beloofde. Niet zozeer door het volume, het is maar een dunne sliert water die als een sluier naar beneden dwarrelt. De onderste rots is slijmerig, talloze tinten bruin en zwart. Daarboven streelt de zon het water als het over de tweede rots valt en het schittert zo helder dat je het moeilijk in één foto goed kunt vatten. De poel onderaan de waterval is glashelder, turquoise en heerlijk koel. Als her warmer was, zou ik er zo inspringen. Terwijl twee Duitse kinderen over de rotsen klauteren terwijl hun overbezorgde ouders toekijken, houd ik even heerlijk rust op een bankje. Maar na een kwartiertje hijs ik mijn rugzak weer om, me ervan bewust dat ik vandaag twee etappes aan elkaar heb geknoopt om in één keer tot het eind te lopen. Ik daal weer af en in het laatste stuk gras voor ik de weg bereik, kruipt een dikke slang net weg. Ik had er al eerder een glimp van een slang opgevangen in Slovenië, maar nu zie ik hem pas echt goed. Helaas is hij weer heel snel verdwenen, wat jammer.
Ik vervolg mijn pad over de weg en krijg een mooi uitzicht op het dal en de heuvels aan de overkant, waar de zon gele vlekken op de velden werpt. Langs de weg verschijnen indrukwekkende rotsen, die wel op beton lijken, een structuur van grijs gruis. Apart. Ik stop even bij een drinktrog waar uit een slang kraakhelderwater stroomt. Twee drinkbekers zijn met kettingen aan de trog bevestigt en ik schud de blaadjes eruit voor ik er een onder de slang houd. Ook mijn nieuwe pet dompel ik in de trog, mijn haren zijn na de begraafplaats alweer opgedroogd en het is toch wel zo warm dat ik elke verkoeling aangrijp. Nadat ik het hoogste punt heb bereikt, daal ik door schapenweiden vrij steil af naar Ljubinj, maar voor ik het dorp bereik, is er een gravelweg en begint de klim naar het uitzichtpunt Senica. Hoewel de route vrijwel tot aan de top over de gravelweg gaat, is de klim niet te onderschatten. Het is pittig. Een jeep die de tocht aar de top wilde maken, is gestuit door een dikke boom over de weg. Hoog genoeg om onder door te lopen, maar niet zo hoog dat de jeep er zonder schade onderdoor kan. Volgens de rode bordjes zou het ongeveer 40 minuten zijn naar de top, maar dat is vast alleen voor Sloveense berggeiten. Ik doe er langer over. De laatste 5 minuten gaan dan gelukkig weer door het bos. Ik verwelkom de schaduw en mijn benen genieten van de rust, nu het klimmen voorbij is. En dan is daar het uitzichtpunt en ontvouwt zich een schitterend panorama voor me. Het uitzichtpunt ligt op de snede van twee dalen. Links zie ik Most na Soci liggen en in het dal rechts vermoed ik Tolmin. Ik herken de kerk met de kaarsenautomaat en de begraafplaats aan de rand van de stad. Beide plaatsen liggen aan prachtige melkblauw water, met één grote, groene heuvel ertussen. Het is geweldig. Dit keer houd ik lunchpauze en krijg geen genoeg van het uitzicht. Nog mooier is dat ik alleen ben en dit moment met niemand hoef te delen. Geen gebabbel of schelle kinderstemmen. Het is zo enorm rustig. Heerlijk. Alleen uit Tolmin drijft gebonk omhoog. ER is een of ander evenement aan de gang, een rave hoor ik later, en dat is te horen.
Na een heerlijke pauze ga ik verfrist en energiek weer op pad. Maar als ik dacht dat het klimmen was afgelopen, kom ik bedrogen uit. Er is een smal pad tussen de rotsen door en ik zie mysterieuze gaten in de berg. Oude bunkers? Volgens de gids zaten hier in WW1 Oostenrijkse troepen, maar hebben ze nooit aan de gevechten van het Isonzo Front deelgenomen.
Dan begint de afdaling dan echt, het pad is rotsachtig en afdalen gaat niet zo snel als je zou denken. Lager is er grind en stenen en dat schiet al ook niet zo heel erg op. Maar uiteindelijk betreed ik het asfalt weer en loop op Modrej af. Maar voor ik het dorp binnenloop, slaat de route af naar Most na Soci. Weer brengt de GPs me even in de war. De route die ik van het internet heb gedownload, blijft op de rechteroever en loopt zo op Tolmin af, maar de markering gaat naar links om zo op de linkeroever van de Soca uit te komen. Ik wist al dat de route niet zo heel betrouwbaar was en besluit de markeringen te volgen. De gps route in de Juliana Trail app loopt niet helemaal gelijk aan de markering, maar is het wel eens dat ik naar links moet. Vooruit dan maar. Er volgt een mooi smal pad bovenlangs Modrej langs velden en volkstuinen en zo kom ik boven Most na Soci uit. Hier zijn genoeg bar en restaurants, maar ik heb geen zin om lang te zitten en koop wat drinken en een snack bij het benzinestation. Ik volg de route onder een huis door naar de oever van het meer en plant mijnachterste op een steiger voor een korte pauze. Nu ja, kort. Het uitzicht is zó mooi, ik raak niet uitgekeken. Het water dat er vanaf een afstand zo puur uitzag, is intens, melkblauw, vol takjes en bladeren. De heuvels sluiten het water in als een kom, golvend en groen. De huizen als juwelen in het haar van een hooggeboren dame. Het is een plaatje. Na een lekker luie pauzeloop ik om het meer heen tot ik bij Modrejce weer het bos in ga. Het pad loopt om de 510 meter hoge Bucenica heen, de berg die de twee valleien van elkaar scheidt. Het is een heerlijke wandeling, maar de partyboot op de rivier die luide muziek de vallei in slingert, wekt mijn ergernis. Ook verderop, dichterbij Tolmin, hoor ik het harde bonken. Er blijkt een rave aan de gang te zijn. Het geluid ergert me, zo had ik me het einde van mijn wandeling niet voorgesteld. Gelukkig is het feest een eindje buiten Tolmin en wanneer ik de stad nader, wordt het weer stiller. Door de bomen heen zie ik de Soca weer. Er liggen aardig wat omgevallen bomen op het pad, maar ik klauter er gelukkig eenvoudig overheen. Dan begint de afdaling. Ik kom op de weg terecht die ik herken. Ik raak aan de praat met een Sloveense en samen lopen we langs de camping naar de brug over de Soca. Aan de andere kant stoppen we even bij de bar. Ik ga niet zwemmen dit keer, daar is het net te koel voor. Wanneer ze een kennis ontmoet, nemen we afscheid en leg ik alleen de laatste meters naar de stad af de bekende route. De cirkel is rond. Ik heb de hele Juliana Trail gelopen en het was fantastisch.
